Maatwerk, wat is dat eigenlijk?

Bennie Douwes: ‘Je moet de natuurlijke kracht van sporters nooit verloochenen’

One size fits all is niet meer van deze tijd. Daar zullen de meeste coaches het wel over eens zijn. Het omgaan met mensen en het coachen van sporters is maatwerk. Maar wat is maatwerk eigenlijk? “Maatwerk is het rekening houden met de natuurlijke voorkeuren van atleten op cognitief, motorisch, emotioneel en motivationeel gebied. In de praktijk gebeurt dat maar heel weinig”, zegt Bennie Douwes.

Hij is van oudsher tafeltennistrainer, maar inmiddels alweer jaren als docent en performance consulent betrokken bij de ActionType Academy. Douwes is medeauteur van Totaalcoachen XL en werkt samen met verschillende trainers in verschillende sporten, onder meer in het betaald voetbal en bij tafeltennisgrootmacht Borussia Düsseldorf. “De meeste coaches zullen zeggen dat ze maatwerk toepassen. Dat klopt ook. Ze houden bijvoorbeeld rekening met leeftijd, niveau, belastbaarheid, vermoeidheid en periodisering. Maar in de ActionTypes-benadering bedoelen we iets anders met maatwerk.”

Vrijheid geven

Die benadering gaat ervan uit dat ieder mens uniek is. We worden geboren met diep in ons verankerde persoonlijke voorkeuren. Op motorisch gebied, maar ook cognitief, emotioneel en op het gebied van motivatie. “Onbewust zetten we de dynamiek die achter onze natuurlijke voorkeuren schuilgaat elk moment van de dag in. Het zou vreemd zijn als we daar in het trainen en coachen geen rekening mee houden. Wie iemand van nature is, neemt hij of zij ook mee het sportveld op”, zegt Douwes.

Hij noemt een voorbeeld van een cognitief verschil tussen de ene en de andere sporter. Cognitie gaat over hoe iemand van nature denkt en handelt. Sporter 1 houdt van een stap-voor-stap-benadering, wil vertrekken vanuit wat hij of zij al weet en kan en waar vertrouwen in is opgebouwd. Hij houdt van de duidelijkheid van één hoofdoptie plus, als deze niet werkt, een eenduidig plan B. Sporter 2 gedijt juist bij het verkennen van meerdere creatieve mogelijkheden. “Deze sporter moet je vooral vrijheid geven om allerlei opties naargelang de situatie te variëren”, zegt Douwes.

Diep zitten

Hij geeft een ander voorbeeld. Ditmaal op motorisch vlak. “Diep zitten wordt in heel veel sporten als de heilige graal gezien. Vanaf jonge leeftijd wordt kinderen aangeleerd om diep te zitten. Of ze nu keeper zijn in het voetbal of hockey of een forehand of backhand slaan bij tennis of tafeltennis, ze moeten door de knieën. Dat zou de beste techniek zijn. Maar dat geldt maar voor grofweg de helft van de sporters.”

Mensen bewegen van nature verschillend. Dat heeft onder meer te maken met het voorkeursgebruik van spierketens. Douwes: “Je kunt het al zien aan hoe mensen uit een stoel opstaan. De een doet dat vanuit het bovenlichaam, de ander vanuit het onderlichaam.”

Kijk naar de voetbalkeepers Manuel Neuer en Marc-André ter Stegen. Allebei topkeepers, maar allebei met een tegengestelde voorkeur voor bewegen. Douwes: “Neuer heeft een hogere uitgangspositie. Hij zit niet diep. Ter Stegen daarentegen zet vanuit een lagere uitgangshouding af. Maar Neuer houdt niet minder ballen dan Ter Stegen. Hij is zo goed geworden omdat hij beweegt volgens zijn persoonlijke voorkeur. Toch is diep zitten een van de grote dogma’s in de sport.”

“Het is belangrijk om je eigen voorkeuren te kennen als coach en zo veel mogelijk authentiek te handelen”

Bennie Douwes

Bewegingsoplossingen

Die dogma’s doorbreekt Borussia Düsseldorf met de Nederlander Danny Heister als hoofdcoach. Bij de Duitse tafeltennisgrootmacht test Douwes spelers volgens de ActionTypes-benadering op hun natuurlijke voorkeuren op fysiek, cognitief en emotioneel gebied. “Deze hangen sterk met elkaar samen en zijn met een tiental parameters vrij eenvoudig te testen”, zegt Douwes.

Al snel blijkt dan of een speler een natuurlijke voorkeur voor diep zitten heeft. Of voor een bal ver van het lichaam raken of juist dichterbij. “De testuitkomsten bespreken Danny en ik met de speler. De spelers zijn wereldtoppers, maar er gaat vaak een wereld voor ze open. Christian Süss bijvoorbeeld [onder meer zilver op de Olympische Spelen van 2008, red.] had van menig trainer gehoord dat hij de bal verder van zich af moest raken. Maar dat zat niet in zijn natuur. Instinctief voelde hij dat de volgens de techniekboekjes juiste manier niet voor hem werkte, maar waarom wist hij niet. Pas na die tests werd dat duidelijk. Zijn manier van de bal raken werd altijd gezien als een verbeterpunt. Hij kon het niet op de ‘goede’ manier en moest het leren. Terwijl andere bewegingsoplossingen veel beter bij hem passen, met minimaal hetzelfde rendement, waarbij hij wél gevoel en expressie heeft en die daardoor in moeilijke omstandigheden overeind blijven.”

Juiste snaar

Bij Borussia Düsseldorf vormen de tests die Douwes doet het uitgangspunt van de individuele trainingsaanpak, maar ook voor bijvoorbeeld de manier waarop spelers zich voorbereiden op de wedstrijd. “Danny weet zo bij iedere speler meteen de juiste snaar te raken. Want ook de manier van communiceren hangt sterk samen met persoonlijke voorkeuren. Als je weet hoe iemand in elkaar zit, is dat vanaf het begin af aan goed voor de vertrouwensrelatie. Je weet dan hoe je iemand moet aanspreken, op welke manieren van motivatie hij ‘aan’ gaat, hoe iemand cognitief reageert op een uitdaging en hoe iemand omgaat met zijn emoties.”

Voor een coach is dat niet altijd eenvoudig. Want net als de sporter heeft ook de coach zijn of haar persoonlijke voorkeuren. En die kunnen botsen met die van een atleet. Douwes: “Het is belangrijk om je eigen voorkeuren te kennen als coach en zo veel mogelijk authentiek te handelen. Maar je moet wel in de gaten hebben wat je spelers op bepaalde momenten nodig hebben. Dat vraagt om flexibiliteit. Je moet kunnen handelen op een manier die aansluit bij de sporter. Dat maakt je een completere coach.”

Persoonlijke kracht

Datzelfde geldt overigens ook voor sporters. Ook zij moeten uiteindelijk leren om buiten hun comfortzones te treden. Want niet in elke situatie biedt hun natuurlijke voorkeur de beste oplossing. Vanaf het begin van de adolescentiefase is het zaak om met sporters gericht en geregeld gedoseerde uitstapjes te maken in wat Douwes noemt ‘de kleine lus’: de niet-voorkeuren van de sporter. “Tot die tijd moet het bij talentontwikkeling gaan om plezier en het bewust worden van het voorkeurshandelen: Waar zit mijn persoonlijke kracht, wat zijn mijn valkuilen en hoe gaan we daar slim mee om? Blijf als trainer-coach zo veel mogelijk weg bij instructies en voorzeggen. Creëer een ontdekkingsreis waarin de jonge sporter in vrijheid zijn eigen hulpbronnen [hoe werkt iets bij mij?, red.] kan ontdekken. Als de omstandigheden geleidelijk steeds lastiger worden, kan hij of zij daar altijd bij omdat de oplossingen helemaal bij hem of haar passen. Gebeurt dit niet, dan zie je veel talenten stagneren of zelfs afhaken”, zegt Douwes.

Zelfvertrouwen

In het voorkeurshandelen zit het zelfvertrouwen en dat is samen met zelfinzicht een belangrijke katalysator voor ontwikkeling, vertelt hij. Het vormt een solide basis waarop altijd teruggevallen kan worden. “Als die solide basis er is, kun je op geplande en ongeplande momenten uitstapjes maken naar het niet-voorkeurshandelen. Je brengt de sporter steeds vaker in zodanige omstandigheden waarin hij cognitief, emotioneel en motorisch moet zien te overleven en te leveren. Het voelt aanvankelijk heel onwennig aan, maar geleidelijk aan werk je aan compleetheid.” Het is belangrijk om dit soort uitstapjes kort en functioneel te houden. “Anders ga je tornen aan de werking van de natuurlijke hulpbronnen van de sporter.”

Dat kan grote gevolgen hebben, zag Douwes ooit bij een amazone. Zij kon naar links heel kort wenden op haar paard, maar naar rechts niet. “Haar trainer zei: ‘We gaan alleen nog op de rechterwendingen trainen, want links zit wel goed.’ Het lukte niet en omdat ze de succesbeleving van het links wenden niet meer had, raakte ze al haar zelfvertrouwen kwijt”, vertelt hij. Pas toen ze weer een hele tijd alleen de wendingen naar links ging oefenen, kwamen het zelfvertrouwen en haar niveau terug.

Uit tests bleek dat haar natuurlijke voorkeur voor het wenden naar links voorkwam uit haar zogenaamde motoroog. Dat is het oog waar iemand bij voorkeur richting, snelheid en dreiging mee waarneemt. “Daar kun je niets aan veranderen, dat is natuurlijk bepaald. Het is belangrijk dat trainers en coaches hiervan op de hoogte zijn”, vertelt Douwes. “Je moet de natuurlijke kracht van jezelf en je sporters nooit verloochenen.”

Dit artikel verscheen in NLCoach Magazine 2-2022.