Topsportbegeleiders spelen belangrijke rol bij stimuleren dopingvrije sport

Onderzoek Mulier Instituut in opdracht van Nederlandse Dopingautoriteit

Coaches en medisch begeleiders denken een grote invloed te hebben op de houding en het gedrag van een topsporter ten aanzien van dopinggebruik, maar vinden dat de topsporter altijd zelf eindverantwoordelijk is voor zijn of haar gedrag. Dat blijkt uit een onderzoek van het Mulier Instituut onder coaches, medisch begeleiders en naasten van Nederlandse topsporters, in opdracht van de Dopingautoriteit.

Topsporters hebben veel over voor het leveren van een optimale sportprestatie. Het gebruik van middelen om de prestatie te bevorderen (waaronder doping) is in de topsport dan ook een bekend gegeven. Uit onderzoek blijkt dat de keuzes van een topsporter worden beïnvloed door zijn of haar sociale omgeving: coaches, medisch begeleiders, ouders en partners vormen een belangrijke schakel bij de keuze om wel of geen doping te gebruiken (Finn & McKenna, 2010; Kegelaers et al., 2018). Maar hoe kijken zij zelf aan tegen het gebruik van doping en de rol die zij daarin spelen als topsportbegeleider? Het Mulier Instituut heeft hier, in opdracht van de Nederlandse Dopingautoriteit, onderzoek naar gedaan.

Om inzicht te krijgen in de rol van topsportbegeleiders in en hun houding tegenover het gebruik van prestatiebevorderende middelen, waaronder doping, zijn 28 individuele interviews en vier focusgroepgesprekken gehouden met sportspecifieke begeleiders (coaches/trainers), (para)medisch begeleiders (sportartsen en voedingskundigen) en naasten (ouders en partners) van (ex-)topsporters uit verschillende sporten. In de gesprekken met deze begeleiders is onder andere ingegaan op de term ‘schone sport’, hun rol in het begeleiden van topsporters op het gebied van prestatiebevorderende middelen, en de mate waarin zij invloed hebben op de houding en het gedrag van topsporters als het gaat om deze middelen.

‘Schone sport is een utopie’

De opvattingen van topsportbegeleiders over wat een ‘schone sport’ inhoudt, lopen erg uiteen. Er is met name verdeeldheid over het gebruik van toegestane prestatiebevorderende middelen (zoals voedingssupplementen). Bij het bepalen van de grens in dit grijze gebied vinden de coaches en naasten het vooral belangrijk dat sporters gelijke kansen hebben om te presteren. Bij de medische begeleiding staat het gezondheidsrisico voorop. Ondanks dit verschil geven begeleiders uit alle drie de groepen aan dat een schone sport een utopie is. Een aantal medisch begeleiders en naasten geeft aan dat er, doordat bij topsport de grenzen worden opgezocht, altijd nieuwe middelen zullen komen die worden uitgeprobeerd zolang die nog niet op de dopinglijst staan. Controleurs en anti-dopingorganisaties lopen daardoor volgens hen altijd achter de feiten aan. Daarom is het volgens de begeleiders onmogelijk om gelijke kansen te creëren in de topsport.

‘Praten over doping? Je moet geen slapende honden wakker maken’

De mate waarin doping bespreekbaar is in het begeleidingsteam van de topsporter blijkt zeer uiteenlopend. Naasten zien bijna allemaal een rol voor zichzelf in het ontmoedigen van dopinggebruik door de topsporter, door doping af te keuren en de sporter te attenderen op risico’s. Bij coaches en medisch begeleiders is een tweedeling te zien tussen begeleiders die het onderwerp bewust bespreken en begeleiders die het thema juist bewust onbesproken laten. De begeleiders die niet over doping praten met hun sporters of enkel reactief handelen (met name coaches), doen dit omdat ze van mening zijn dat doping binnen hun sport geen rol speelt of omdat ze ‘geen slapende honden wakker willen maken’. Zij verwachten dat het ter sprake brengen mogelijk aanzet tot (meer) gebruik. Begeleiders die een actieve rol aannemen in het ontmoedigen van dopinggebruik, kaarten het onderwerp regelmatig bij hun spelers aan door bijvoorbeeld de gezondheidsrisico’s van dopinggebruik te benadrukken of te beschrijven wat zij goed- en afkeuren. Dit zijn veelal medisch begeleiders.

Mismatch tussen invloed en verantwoordelijkheid van begeleider

Uit de interviews en focusgroepen komt naar voren dat de mate van invloed die coaches denken te hebben niet gelijkstaat aan de mate van verantwoordelijkheid die zij voelen. Coaches denken over het algemeen een behoorlijke invloed te hebben op het gedrag en de attitude van topsporters met betrekking tot prestatiebevorderende middelen. Daarnaast heeft een groot deel van de medisch begeleiders, met name sportartsen, het gevoel invloed te hebben op de houding van de sporter tegenover dopinggebruik. De mate van invloed hangt volgens hen met name af van de relatie die de medisch begeleider heeft met de sporter.

Ondanks de grote invloed van de coaches en sportartsen op het gedrag van de topsporter voelen de begeleiders zich maar deels verantwoordelijk als het aankomt op dopinggebruik. Zij willen vooral de zelfverantwoordelijkheid en zelfstandigheid van de topsporter stimuleren. De meeste topsportbegeleiders vinden namelijk dat de verantwoordelijkheid voor het gedrag altijd bij de topsporter zelf ligt.

Dilemma’s voor sportartsen

Wanneer club- of ploegartsen te maken krijgen met sporters van hun eigen club of ploeg die vragen om (hulp bij het gebruiken van) doping, is het voor hen niet altijd mogelijk de behandelrelatie te verbreken. Hier komt het dilemma van het beroepsgeheim om de hoek kijken. Als de medisch begeleider weet dat een van zijn of haar sporters doping gebruikt, mag hij of zij dit vanwege het beroepsgeheim niet met anderen binnen de club of ploeg delen. Maar tegelijk spelen binnen een club of ploeg vaak veel belangen mee (reputatie, sponsors, teamgenoten) en zijn de gevolgen groot wanneer een sporter wordt betrapt op doping. Ook de reputatie van de sportarts staat in dat geval op het spel.

In een van de gesprekken kwam naar voren dat er topsporters zijn geweest die hun sportarts onder druk zetten om bepaalde prestatiebevorderende middelen voor te schrijven. Deze sporters weten dan vaak wel hoe en bij welke arts ze dat kunnen proberen.

Implicaties voor de topsport

Uit het onderzoek blijkt dat sommige begeleiders wel aandacht hebben voor wat niet mag, maar niet voor wat zij vinden dat nog wél mag. Aansluitend op de bevinding dat met name coaches en artsen een grote invloed hebben op de (jonge) sporters is het aannemelijk dat de sporters hierin de zienswijze van de coach of arts overnemen. In het kader van het ontwikkelen van eigen verantwoordelijkheid zou het goed zijn als begeleiders aandacht besteden aan dit grijze gebied. Sporters zouden al in een vroeg stadium gestimuleerd moeten worden zelf na te denken over wat zij acceptabel vinden.

Daarnaast zouden begeleiders zich bewust moeten zijn van de ‘mismatch’ tussen invloed en verantwoordelijkheid. De grote mate waarin de verschillende begeleiders invloed denken te hebben staat niet gelijk aan de beperkte mate waarin zij zich verantwoordelijk voelen voor de sporter als het aankomt op dopinggebruik. De vraag kan worden gesteld of een (jonge) topsporter zelf deze verantwoordelijkheid kan en zou moeten dragen en in hoeverre de sporter daar hulp bij nodig heeft.

Lees de volledige bevindingen in de rapportage De visie van topsportbegeleiders op een schone sport.

Neem voor meer informatie contact op met Lisanne Balk.

Bronnen:

Finn, J. & McKenna, J. (2010). Coping with Academy-to-First-Team Transitions in Elite English Male Team Sports: The Coaches' Perspective. Int J Sports Science & Coaching, 5(2), 257-279.

Kegelaers, J., Wylleman, P., de Brandt, K., van Rossem, N. & Rosier, N. (2018). Incentives and Deterrents for Drug-Taking Behaviour in Elite Sports: A Holistic and Developmental Approach. European Sport Management Quarterly, 18(1), 112–32.