Lessen voor jeugdtrainers: plezier boven prestatie

Ga er maar aan staan als jeugdtrainer; een groep puberende jongeren op de juiste manier bereiken en motiveren. Sportbonden kloppen daarom graag aan bij sportpsycholoog Thijs Wagenaar. Hij helpt jeugdtrainers met opleidingen op dit vlak, onlangs nog bij de KNVB. “Geef je complimenten als iemand een goal maakt of als-ie iets voor de derde keer probeert?", zei hij in een interview met het NLCOACH-vakblad.

Thijs Wagenaar vindt het enorm interessant het gedrag van mensen te kunnen begrijpen en beïnvloeden. Toen de sportliefhebber tijdens zijn studie Psychologie leerde dat daar ook gekozen kon worden voor de master Sportpsychologie, was de keuze snel gemaakt. "Inmiddels ben ik al ruim acht jaar actief als sportpsycholoog", vertelt Wagenaar. "De helft van het werk is het individueel begeleiden van jonge sporters tot sporters die naar de Olympische Spelen gaan of in de eredivisie voetballen. Het andere deel van mijn werk bestaat uit het geven van opleidingen bij verschillende clubs en bonden als de KNWU, KNGU en de KNVB."

Succesvol en gelukkig leven

Het is nodig om jonge sporters, die vaak zichzelf en hun plek in de wereld nog moeten ontdekken, op de juiste manier te benaderen. "Ik zie in mijn praktijk veel sporters die binnen komen met opmerkingen dat ze bang zijn om fouten te maken, ze bezwijken onder druk of ze het plezier verliezen – en dat zie ik op alle niveaus. Dat zijn echter maar symptomen. Als ik doorvraag gaat het altijd om het verlies van de intrinsieke motivatie en het samenklonteren van identiteit en prestaties. Als ik het breder mag insteken… dit is iets dat we maatschappijbreed zien. We hebben in onze maatschappij alles tot onze beschikking om succesvol en gelukkig te leven. Als dat een kind niet lukt, is het zijn of haar verantwoordelijkheid, want er heerst een overtuiging dat succes maakbaar is." Tegelijk zijn er ouders die alle obstakels voor hun kinderen uit de weg ruimen of hun kinderen continu coachen. "Daarmee leren kinderen dat ze er mogen zijn als ze presteren. De druk om het goed te doen wordt enorm. En dus niet alleen in de topsport, ook bij de plaatselijke voetbalclub."

Intrinsieke motivatie

Wagenaar voegt er direct aan toe dat hij geen monoloog wil houden dat het niet meer over presteren mag gaan. Wel denkt hij dat jeugdtrainers de intrinsieke motivatie van jonge sporters, het plezier dat zij hebben van het sporten an sich, meer moeten stimuleren. "Aan de andere kant staat namelijk extrinsieke motivatie; geld, waardering van buitenaf, anderen niet willen teleurstellen. We weten dat wanneer extrinsieke motivatie de overhand krijgt, deze de intrinsieke motivatie wegdrukt. Terwijl intrinsieke motivatie het belangrijkste is om levenslang plezier in sport te blijven houden."

Daarbij is het wel lastig dat jonge sporters zich vanaf tien jaar los beginnen te maken van volwassenen en zelfstandige mensen worden. "Dan gebeurt er ook iets met de drijfveren van deze jongeren. Tot tien jaar ben je een kind en is het prima om afhankelijk te zijn van volwassenen. In de puberteit gaan jongeren op eigen benen staan, willen ze gezien worden voor wie ze zijn. En dat vinden veel jeugdtrainers lastig."

"Waar een sporter het meest aan heeft, is uitgedaagd worden op zijn of haar eigen niveau"

Thijs Wagenaar

Verbinding, autonomie en competentie

"De ene sporttrainer reageert als een allemansvriend en is heel beschermend. Dat vinden jongeren niet altijd fijn, want ze voelen zich niet serieus genomen. De andere trainer is een afdwinger, met strakke kaders en regels – ‘want anders wordt het een chaos’. Dat werkt bij sommigen, maar je verliest er ook een hoop sporters mee. De beschermer legt de lat dus te laag, de afdwinger te hoog”, zegt Wagenaar. “Waar sporters het meest aan hebben, is dat iedereen wordt uitgedaagd op zijn of haar eigen niveau met een trainer die daarbij de juiste ondersteuning biedt en vertrouwen uitstraalt."

Dat doet de trainer door de intrinsieke motivatie van de sporter aan te spreken. Hoe? Door de belangrijkste bronnen daarvan te stimuleren: verbinding, autonomie en competentie. "Het begint met verbinding. We zijn allemaal sociale wezens. De behoefte om gezien, begrepen en geaccepteerd te worden is enorm, zeker voor jongeren", zegt Wagenaar. "De vraag voor de trainer is: Waarvoor zie je ze? Het zijn op de eerste plaats kinderen, pas daarna sporter. Als je ze alleen ziet als ze presteren, geef je een boodschap af. Maak dus contact met iedereen, vraag hoe het gaat op school. Dat wil niet zeggen dat je geen afspraken kunt maken over hoe je met elkaar omgaat. Bijvoorbeeld over te laat komen; als je te laat komt, moet je een helft op de bank zitten. Dat is geen probleem. Wees hard op de afspraken, maar zacht op de relatie."

Langer plezier

"Dan is de brug naar autonomie snel gemaakt. Autonomie gaat over vrijlaten, maar ook over de kaders waarbinnen spelers vrij kunnen bewegen. Je mag dus ook dingen opleggen, als je het maar goed kan uitleggen. Over te laat komen bijvoorbeeld; anders kunnen we niet goed trainen. Maar je moet de jongeren ook zelf keuzes laten maken. Probeer niet voor te kauwen, maar stel vragen. Laat ze met vallen en opstaan leren." Wagenaar geeft een voorbeeld. "Stel de jongens in een team willen wat anders proberen. De trainer denkt dat het niet gaat werken. Wat is dan de beste manier om te leren? Niet uitproberen of toelaten en de spelers laten ervaren dat het niet lukt. Op korte termijn kost je dat misschien een wedstrijd, maar op lange termijn leren ze meer. Autonomie betekent niet alleen vrijheid geven, maar ook ruimte bieden voor het leren."

Competentie staat voor het gevoel dat een speler ergens goed in is. "Sport is leuker als je het gevoel hebt dat je er goed in bent of ontwikkeling in maakt. Als trainer kun je daarbij een belangrijke rol spelen, in de manier waarop je complimenten geeft. Geef je alleen complimenten wanneer iemand een goal maakt, of geef je ook een compliment voor iemands inzet of als ie iets voor de derde keer probeert? In het laatste geval vergroot je hun intrinsieke motivatie, doordat ze leren dat de succeservaring niet enkel in het resultaat zit, maar ook in het eigen proces. Ze halen meer plezier uit zichzelf uitdagen en gaan langer door met dingen die niet direct lukken. Daardoor hebben ze langer plezier dan wanneer ze alleen complimenten krijgen over het resultaat."

"Laat ze met vallen en opstaan leren"

Thijs Wagenaar

Zelfreflectie

In de cursus die Wagenaar aan jeugdtrainers in verschillende sporten geeft, bouwt Wagenaar voldoende momenten in voor zelfreflectie. Iedere trainer weet immers dat het voor jongeren belangrijk is om plezier te hebben. Maar het weten of iets doen, zijn helaas vaak andere dingen. "Ik daag de trainers uit. Hoe doe jij dat dan? Hoe ziet dat er in de praktijk uit? Ben je echt ontwikkelingsgericht en geef je spelers de ruimte om te leren? Of sta je prestatiegericht langs de lijn en corrigeer je spelers als ze fouten maken?", zegt Wagenaar. "Ten tweede, zijn complimenten ontwikkelingsgericht of ben je daarbij ook resultaatgericht bezig? Zeg je na een doelpunt dat het harde werk in de training zich uitbetaalt of dat de speler een natuurtalent is?"

"Begin de cursus op een goede manier met het stellen van doelen", besluit Wagenaar. "Doelen stellen is een belangrijke manier om de eigen ontwikkeling inzichtelijk te maken. Het zijn piketpaaltjes waardoor je kunt kijken naar je eigen ontwikkeling. Daarbij kun je resultaat als doel stellen, maar ook je eigen ontwikkeling. Nog een tip voor iedere trainer: het is altijd heel moeilijk bewust te worden van je blinde vlekken. Laat je daarom zelf eens observeren op je leerdoel. Hoeveel ruimte gaf ik om fouten te maken? Hoeveel vragen heb ik gesteld tijdens de training? Dat is heel spannend, maar je haalt er veel nuttige informatie uit."

Dit artikel verscheen eerder in vakblad NLCOACH (editie 2-2025).