Stel, je vermoedt verstoord eetgedrag of een eetstoornis bij je sporter. Wat dan?

Over de zoektocht naar balans tussen training, voeding en rust.

Eén van de vele verhalen…

Mijn hoofd en schouders zakken teleurgesteld naar beneden en ik voel mijn tranen opkomen als het getal op de weegschaal verschijnt. Na een week zoutloos en vezelarm te hebben gegeten en gedronken ben ik nog te zwaar voor de roeiwedstrijd van morgen. Die nacht val ik, na het eten van nog maar een zoutloze pannenkoek, met een muts op mijn hoofd en thermokleding aan onder drie dekens in slaap. Ik hoop dat ik de volgende ochtend voldoende vocht eruit gezweet heb en met het juiste wedstrijdgewicht wakker word. Dan heb ik in ieder geval de wedstrijd met de weegschaal gewonnen. Ik kan nog even niet nadenken over een antwoord op de vraag hoe ik de wedstrijd op het water ga voeren. Dat is een zorg voor later.

Dit is één verhaal uit de sportwereld. Maar zo hebben vele sporters - naast de fantastische ervaringen die het beoefenen van sport met zich meebrengt - hun eigen verhaal over intens trainen en het worstelen met gewicht, vetpercentage, spiermassa, voeding en lichaamsbeeld. Iedereen weet hoe belangrijk het is om als (top)sporter op een gezonde manier het maximale uit jezelf te halen en een goed evenwicht te hebben tussen training, voeding en rust. Maar het is zeker niet altijd even makkelijk om deze balans te vinden. Zeker in sporttakken waarin het gewicht en de spiermassa invloed uitoefenen op de prestatie, kan deze zoektocht naar balans een verschrikkelijk doolhof worden of zelfs een ware hel.

Lopen sporters meer risico op een eetprobleem?

Als (top)sportend Nederland is het belangrijk om zorgvuldig met de individuele verhalen van deze sporters om te gaan, er écht naar te luisteren en er ook iets mee te doen. Te vaak vindt men dat afvallen er nu eenmaal bij hoort om succesvol te zijn en wordt deze keerzijde van sport gebagatelliseerd. Laten we niet ontkennen dat sporters in veel gewichtsgerelateerde sporttakken een verhoogd risico lopen op verstoord eetgedrag of zelfs op klinische eetstoornissen, zoals anorexia en boulimia. Gemiddeld genomen komen eetstoornissen bij 20% van de vrouwelijke topsporters en 8% van de mannelijke topsporters voor. Vooral vrouwelijke topsporters uit esthetische sporten (zoals turnen, synchroonzwemmen, kunstrijden, maar ook bodybuilding en dans), duursporten (zoals wielrennen, triatlon en de middellange en lange afstandsatletiek), maar ook gewichtsklassensporten (zoals roeien, judo en boksen) worden overmatig getroffen.

Risicofactoren binnen de sport

Dit verhoogde risico op eetproblemen komt onder andere doordat in veel sporten de overtuiging bestaat dat hoe lichter of meer afgetraind je bent, des te beter je presteert. Hier zit natuurlijk een kern van waarheid in. Echter, te vaak gaan sporters hier op eigen houtje zonder de juiste begeleiding en op een ongezonde en onrealistische manier mee aan de slag. En slaan ze hierin door. Wanneer er gewichtsklassen bestaan, zijn sporters genoodzaakt zich aan voorgeschreven gewichtsrestricties te houden tot het meetmoment voor de wedstrijd. Vaak blijven sporters te lang in een te lage gewichtsklasse hangen, die niet past bij hun natuurlijk gewicht en moeten ze steeds meer draconische maatregelen nemen om het wedstrijdgewicht te halen. Daarbij wordt er in de sportwereld strakke kleding gedragen, zodat sommige sporters zich zeer bewust worden van hun eigen lichaamsvormen. Dit kan leiden tot schaamte, lichaamsontevredenheid en het gevoel door anderen beoordeeld te worden. Veel verenigingen kennen daarnaast een cultuur waarin, bewust en onbewust, opmerkingen worden gemaakt over gewicht, uiterlijk, (abnormale) eetgewoontes en diëten.

Risicofactoren binnen de sporter zelf

Naast deze risicofactoren zijn sporters ook extra kwetsbaar voor het ontwikkelen van verstoord eetgedrag of een eetstoornis als ze een extreem competitieve houding hebben en/of gekenmerkt worden door perfectionisme. Met name het blijven hangen in en het zichzelf sterk aanrekenen van fouten is een bekende risicofactor. Deze sporters zijn niet alleen erg goed in het vergelijken van hun prestaties met anderen, maar ook in het vergelijken van hun lichaamsvorm en lichaamsgewicht met teamgenoten of tegenstanders. Zij waarderen zichzelf doorgaans onder en denken dat hun eigenwaarde en prestaties door afname in gewicht of vetpercentage gunstig worden beïnvloed. Het afvallen geeft sporters de controle en succeservaring die ze in de rest van hun leven missen.

Je hoeft als trainer of coach niet aan de zijlijn toe te kijken

Signaleren dat een sporter verstoord eetgedrag vertoont of een eetstoornis ontwikkelt, is niet eenvoudig. Gedrevenheid, perfectionisme en gedisciplineerd trainen en eten zijn immers ook aanwezig bij gezonde sporters. Maar een combinatie van dergelijke risicofactoren maakt wel dat je als coach extra alert moet zijn. Wanneer je signalen opvangt dat een sporter bezig is met diëten (of ander gedrag om het gewicht te controleren), er abnormale eetgewoontes op nahoudt, extreme maatregelen rondom eten en gewicht hanteert en gelooft in de mythe “thin is going to win” of “more to score”, is er voldoende reden om het gesprek eens aan te gaan. Zeker wanneer je merkt dat een sporter het plezier aan het verliezen is, steeds dwangmatiger en ongezonder bezig is qua eten, afvallen en trainen en zich sociaal wat lijkt terug te trekken. Kortom, stapje voor stapje een ander mens lijkt te worden.

De signalen van verstoord eetgedrag, ongezonde afvalmethoden of een eetstoornis die je in de gaten kan houden

Een aantal praktische voorbeelden en extreme maatregelen waar je als coach op kan letten zijn;

  • extra trainen bovenop het reguliere trainingsschema
  • het aantreffen van verpakkingen, die duiden op het innemen van laxeermiddelen, plaspillen, vetverbranders of andere middelen om af te vallen
  • vlak na het eten vaak naar het toilet gaan (om zelf braken op te wekken na de maaltijd)
  • met een regenpak op de ergometer, tacx of spinningfiets gaan zitten of gaan hardlopen
  • last minute saunabezoek of warme baden om het laatste gewicht eruit te zweten om zo onverantwoord op wedstrijdgewicht te komen
  • vreetbuien waarbij sporters zich voleten met (ongezonde) voeding
  • extreme gewichtsschommelingen, gewichtsdaling of gewichtstoename

Hoe ga jij als coach ermee om wanneer je ziet dat sporters keuzes maken die onverstandig zijn? Als je ziet dat ze niet lekker in hun vel zitten en niet goed voor zichzelf zorgen? Stel: je vermoedt verstoord eetgedrag of een eetstoornis. Wat dan?

Zo ga je het gesprek aan

Uit de praktijk weten we: Hoe eerder iemand hulp krijgt, des te groter de kans op herstel. Het allerbelangrijkste wat jij als coach kunt doen, is daarom op een ondersteunende, duidelijke en eerlijke manier bespreken wat je zorgen en je vermoedens zijn.

Vraag of je sporter na de training nog even tijd voor je heeft. Zoek met elkaar een rustige plek op waar jullie ongestoord met elkaar kunnen praten. Zorg dat de privacy van je sporter is gewaarborgd. Stel je belangstellend op naar het wel en wee van je sporter. Kom dan direct ter zake. “De laatste tijd is mij opgevallen dat… hier maak ik mij zorgen over.” Laat voldoende ruimte voor de sporter om te reageren. Elke reactie (stilte, huilen, verwijten, ontkennen) mag er zijn. Vraag wat je sporter nodig heeft en wie betrokken kan worden. En of jij hierin iets kan betekenen. Zorg uiteindelijk dat de sporter de hulp krijgt en accepteert die nodig is. Hier zullen hoogstwaarschijnlijk meerdere gesprekken voor nodig zijn.

Uit je zorgen en vermoedens het liefst zo vroeg mogelijk, want wanneer je het niet op tijd bespreekt verergeren de abnormale gedragingen. En daarmee wordt de kans op herstel steeds kleiner. Het is dus een race tegen de klok!

Meer informatie lees je op: www.weetwatjedoet.nl

(v.l.n.r.)

Karin de Bruin, Dr., SPORTPSYCHOLOOG VSPN®, NIP Registerpsycholoog Arbeid en Gezondheid

Anouk van den Berg, Drs., SPORTPSYCHOLOOG VSPN®

Susie Cats, MSc, Sport- en Prestatiepsycholoog