Sporters die willen presteren worden vroeg of laat geconfronteerd met tegenvallers: blessures, vormverlies, gebrek aan motivatie of slechte prestaties. Atleten die daar beter uitkomen of goed mee om kunnen gaan, beschikken over een cruciale eigenschap in de sport: veerkracht. Over dit thema wordt al veel wetenschappelijk onderzoek verricht en ook in de praktijk van de sport en daarbuiten is al veel ervaring opgedaan wat werkt om ‘de knop om te zetten’ bij sporters. Na het Jaarcongres Wetenschap voor de Sportpraktijk 2023 op 28 november in Woerden gingen ruim honderd trainer-coaches en andere geïnteresseerden naar huis met nieuwe inzichten hoe ze veerkracht bij sporters kunnen herkennen en verbeteren.
Ruud den Hartigh, Professor Talentontwikkeling aan de Rijksuniversiteit Groningen, trapte het congres af met een definitie van de term ‘veerkracht’: ‘het vermogen om (snel) te herstellen van een stressor’. Hij voegde daaraan toe dat veerkracht ook een dynamisch proces is. “Het is iets wat slechter of beter kan worden, maar sporters reageren hier ook weer verschillend op. Het is voor coaches dus belangrijk hier grip op te krijgen.” Zijn onderzoeksproject ‘Resilient athletes’ is daarom gericht op het in kaart brengen van de individuele veerkracht van atleten. Bij FC Groningen, PSV en Vitesse werd met vragenlijsten en een gps/hartslagsensor gekeken naar de fysieke en mentale verandering van spelers.
Die data wordt vervolgens omgezet naar een dashboard voor individuele feedback. Coaches krijgen daarbij ook een totaaloverzicht van hun hele selectie en kunnen zo in één oogopslag zien welke spelers extra aandacht verdienen. Uitgangspunt daarbij is dat de fysieke toestand, motivatie, vertrouwen en stemming steeds hersteld moet zijn.
Het is volgens Den Hartigh niet geheel toevallig dat het onderzoek bij drie voetbalclubs is begonnen. “De clubs waar we nu mee werken, hadden al een uitgebreide infrastructuur met een staf staan die dit konden ondersteunen. Als de spelers binnenkomen, kunnen zij ervoor zorgen dat de vragenlijsten gelijk worden ingevuld op een tablet of telefoon. Die clubs staan er ook voor open om kennis met elkaar te delen, dat is ook niet overal zo. Het feit dat ze via dit project de veerkracht op individueel niveau in kaart kunnen brengen en verbeteren, was voor de drie clubs het belangrijkste om mee te doen.”
Het project beperkt zich nu tot voetbal, maar de RUG-onderzoeker kijkt zeker verder naar verbreding naar andere sporten. De begeleidingsteams van de drie voetbalclubs zijn in ieder geval al enthousiast over het systeem. “We krijgen terug dat ze door ons project niet alleen efficiënter data kunnen verzamelen, maar ook dat ze gerichter kunnen begeleiden. Omdat ze in een split second zien hoe het ervoor staat. Als een speler er slechter voor staat, kunnen ze daar direct op bijsturen als dat nodig is. Uiteindelijk is de begeleiding en die aanpassing erop gericht spelers gezonder te houden en beter te laten presteren.”
Raôul Oudejans, Universitair Hoofddocent (VU) en Lector (HvA) Sport- en prestatiepsychologie, ging als tweede spreker verder op het ontwikkelen van mentale veerkracht. Dat werkt net als bij fysieke training met supercompensatie: na tegenslag kun je er sterker uit komen. In zijn ogen gaat relatief veel aandacht uit naar fysieke training ten opzichte van mentale training. En dat is een risico. “Fysiek gezien doen we alles om sporters negentig minuten over een veld te laten rennen. Maar we doen er niet alles aan om atleten ook mentaal optimaal fit te krijgen. Er zijn zeker ook goede voorbeelden, maar vaak laten we het afhangen van wat ze overkomt aan tegenslag en ervaringen die ze opdoen. Het is geweldig als sporters na een blessure weer terugkomen en de sterren van de hemel spelen. Tegelijkertijd zeg ik: moet je daar nu afhankelijk van zijn, dat sporters daar hun weerbaarheid op ontwikkelen?”
Op het gebied van veerkracht valt veel te trainen en ontwikkelen, weet Oudejans. “Dat is niet makkelijk, maar als je er geen aandacht aan geeft gebeurt er niks.” Dat vraagt een andere manier van denken. Op een van zijn slides vatte hij dat samen met het motto: ‘Train SMART, not just HARD’. Bij dat slim trainen is leren presteren onder druk een essentieel onderdeel. Daarbij benoemde Oudejans ‘what if-scenario’s’ (maak een lijst met wat er kan gebeuren, hoe je dat kunt voorkomen en hoe je kunt herstellen als het toch gebeurt) en ‘planned disruptions’ (gestructureerde activiteiten om atleten om te laten gaan met stressoren uit wedsstrijdsituaties).
“Bij slim trainen is leren presteren onder druk een essentieel onderdeel.”
Het is bij dat ontregelen belangrijk dat het geen trucje wordt en het mag vooral geen vrijbrief zijn voor grensoverschrijdend gedrag, benadrukte Oudejans. “Het is daarom goed om eerst maar eens uit te denken wat je wil gaan doen. Een eerste doel kan bijvoorbeeld zijn dat je je spelers wilt laten voelen wat er gebeurt als ze onder druk komen te staan. Als je een situatie creëert waarbij je ze onder druk zet, dan zul je zien dat ze stoppen met communiceren, ze laten het koppie hangen en ze lopen minder hard. Dat is niet leuk, maar dat is een eerste stap in bewustwording.”
Het is de taak van de coach om goed uit te leggen wat je doet en wat je wilt bereiken met de het ‘gepland ontregelen’. “Je kunt ook aan het begin van het seizoen zeggen: we willen jullie ook op dit vlak ontwikkelen, dus dat betekent dat we ook af en toe andere dingen gaan doen. Daarna gaan we kijken hoe je daarop reageert.” De leidraad moet zijn dat sporters oefenen voor die omstandigheden waaronder ze uiteindelijk willen presteren. Dat nabootsen gebeurt bij fysieke training al wel. Het trainen van mentale weerbaarheid is wat Oudejans dan ook net zo concreet. “Fysiek wordt veel getraind, dan worden sporters helemaal moe gemaakt en daarna gaan ze aan de kant zitten. Terwijl je dan dus eigenlijk vrije worpen of penalty’s moet nemen. Op het moment dat je moe bent en je staat te hijgen, dan moet je net als in de wedstrijd je focus zien te vinden. Gebruik het moment dat je ze fysiek moe hebt gemaakt om die vaardigheden te oefenen”, is zijn advies.
Net als fysieke training moet dit soort mentale training ook op gezette tijden terugkomen. Maar op de vraag hoe je daar periodisering op toepast, heeft Oudejans nog geen pasklaar antwoord. Daar is per sport nog meer onderzoek voor nodig. Hij ziet wel kansen met het systeem van zijn collega uit Groningen. “Daarmee zou je kunnen kijken wat het doet als je zo’n planned disruption toepast.”
Als ze ergens goed gebruikmaken van fysieke vermoeidheid om mentale vaardigheden te trainen, is het wel in de opleidingen van Defensie. “Veel van wat wij hier horen, doen wij al”, zei Koen Polak bij het begin van de presentatie die hij samen met Dennis Vonsee hield over ‘militaire veerkracht’. Polak is commandant van het eskadron Hoog Risico Beveiliging van de Koninklijke Marechaussee en Vonsee is Hoofd Future Operations Koninklijke Marechaussee. Beiden waren werkzaam binnen de Dienst Speciale Interventies (DSI), de antiterreureenheid waarin politie en defensie samenwerken. In de zware opleiding die zij volgden, zaten continu verrassingen op de momenten dat iedereen het al moeilijk had. Zomaar een voorbeeld: een speedmars vlak voor het weekend, waarbij ze bij de poort van de kazerne opgewacht worden door een vrachtwagen om weer naar het beginpunt te worden gebracht. En dat een paar keer. “Dat soort dingen komen steeds terug om hardheid te creëren”, vertelde Vonsee. “Alles is erop gericht om continu verandering aan te kunnen en dat je in elk mogelijk scenario in staat bent je taak uit te voeren, ook als je in de paniekzone terechtkomt.”
“Mentale training is niet iets wat je erbij doet”, gaf Polak mee
aan de trainer-coaches. “Daar moet je volgens mij ook zo vroeg mogelijk mee
beginnen. Dat kan speels door bijvoorbeeld in een andere kleedkamer te gaan
zitten voor een training of met andere shirtjes te spelen.”
“Nieuwe inzichten helpen je om je andere dingen te doen”
Ook voormalig shorttrackcoach Jeroen Otter had veel herkenning in de inzichten en de ervaringen die de sprekers voor hem deelden. “Ik drijf op disruptie, want je moet als coach steeds nieuwe prikkels geven aan je atleten.”
Het is volgens hem voor coaches ook van belang dat ze planmatig disrupties toepassen. “Zorg voor ongemak of ruis in je trainingen. Als je te lang hetzelfde doet of te lang in je zone bent, val je in slaap. Dat hou je dan twee, drie weken vol, en dan zijn sporters in paniek want hoe krijg je die vorm weer terug? Dan heb je te lang dingen gedaan die comfortabel voelen maar niet de dingen die oncomfortabel zijn. Dat leidt tot mindere resultaten.”
Een coach moet ook durven van het gebaande pad af te wijken. Otter heeft gemerkt dat veel vakgenoten in een eigen bubbel werken. In zijn nieuwe functie als coach van de coaches bij het High Performance Team van NOC*NSF probeert hij daarom ook coaches met elkaar in gesprek te brengen en kruisbestuiving te stimuleren. “Het is gewoon zonde als je na een periode als coach denkt: als ik toen had geweten wat ik nu weet, had ik het anders gedaan. Mijn trainingsschema voor de Spelen van 2022 was waarschijnlijk vijf jaar eerder ook al beschikbaar. Alleen ik kon het toen niet vinden, ik had de ruimte er niet voor of ik had er geen oren naar.” Hij pleit daarom voor meer kennisuitwisseling tussen coaches. “Nieuwe inzichten helpen je om je andere dingen te doen. Dat is echt nodig als coach: stap uit je comfortzone!”