De sport heeft veel raakvlakken met onderwijs. De voornaamste overeenkomst is dat een ‘onderwijzer’ voor een grote groep staat met als doel hen wat te leren. Vaak wordt er daarbij gebruikgemaakt van een gestandaardiseerde methode om informatie over te brengen. Deze standaardisatie maakt het leerproces efficiënt en beheersbaar, maar levert het ook wat op?
De afgelopen decennia is een verschuiving zichtbaar van leerdoelen naar leeruitkomsten. Er is enkel oog voor prestaties, in plaats van het proces. Alles wordt meetbaar gemaakt, waarbij succes wordt bepaald door het resultaat in plaats van de ontwikkeling. Dat is ook niet gek, want resultaten zijn makkelijker meetbaar dan een leercurve. Er wordt zelfs gesproken van een prestatiemaatschappij of meetcultuur. Alleen is een leercurve niet uit te drukken op een scorebord of via Magister. Het is een weg… met veel bochten en omwegen. Een erg lange route, dus laten we er op z’n minst voor zorgen dat het plezierig is.
Een van de grootste valkuilen van een gestandaardiseerd onderwijssysteem is de kloof die ontstaat tussen ‘onderwijzen’ en leren. In de context van sport is dit elke dag terug te zien: een trainer-coach die vasthoudt aan zijn eigen ideeën en geen oog heeft voor de individuele behoeften van zijn sporters. En de sporters? Die hebben veelal een leerstijl die niet overeenkomt met de benadering van de trainer-coach. Los van de goede intentie van de trainer-coach is dit een leeromgeving die niet optimaal is. Er wordt vaak voor een strak en gestandaardiseerd proces gekozen. We stoppen ze in een “one size fits all”-schema in de hoop dat het wat oplevert. Echter bestaat “one size fits all” in leren niet, laat staan dat het wat oplevert. De nieuwe generatie sporters wordt hierdoor niet gevormd, maar juist gestuurd. Leren is juist inspelen op de behoeften en leerstijl per sporter. Deze zijn namelijk uniek. De trainer-coach vervult een belangrijke rol in het verbeteren van mentale, emotionele, cognitieve, psychische en sportspecifieke vaardigheden, maar kan ook van grote waarde zijn door sporters actief te betrekken bij hun eigen leerproces.
Elke leerstijl is uniek. Er zijn echter vier leerstijlen te onderscheiden. Ken je bijvoorbeeld die jongen die fouten durft te maken om daar vervolgens van te leren of die zijn actie op het sportveld beslist op basis van “wat ik nú voel dat moet werken”? Hij deinst niet terug om te experimenteren en risico’s te nemen, wat een accommoderende leerstijl kenmerkt. De convergerende leerstijl is ook actief en praktisch ingesteld. Het verschil is alleen dat deze handelingen of keuzes gebaseerd zijn op het toepassen van theorieën in plaats van een bepaald (voor)gevoel. Vervolgens heb je dat meisje wat het juist niet al te nauw met bestaande theorieën neemt: ze bedenkt liever alternatieve oplossingen. Hoewel ze inspiratie opdoet door observatie, gebruikt ze haar creativiteit om nieuwe manieren te bedenken. Dit komt overeen met een divergerende leerstijl. Een assimilerende leerstijl richt zich op het leggen van (theoretische) verbanden. Een sporter met deze leerstijl wil begrijpen wáárom een bepaalde techniek moet worden toegepast zoals het wordt uitgelegd. Als trainer-coach moet je je kennis op orde hebben, want je gaat ondervraagd worden.
Vier type sporters, vier leerstijlen. En toch verwachten we vaak dat ze allemaal op dezelfde manier leren. Als we dat willen aanpassen, moeten we ze eerst leren herkennen. Maar hoe doe je dat?
Wekenlang heb je tijdens de voetbaltrainingen geoefend op het ‘opbouwen van achteruit’. De opbouw begint bij de verdedigers, die de bal gecontroleerd naar het middenveld spelen. Vanuit daar wordt het spel voortgezet richting de aanvallers om een scoringskans te creëren. De wedstrijd is nog geen tien minuten bezig en Julian (verdediger) ziet dat Maarten (aanvaller) vrijstaat. Met een crosspass over ruim 50 meter speelt Julian de bal naar Maarten die vervolgens weet te scoren. Een prachtige aanval, maar niet wat er tijdens de teambespreking voorafgaand aan de wedstrijd is afgesproken. “Maar trainer, dit was een kans die ik niet voorbij kon laten gaan”, verklaart Julian achteraf.
Floris is een van de pitchers in je honkbalteam. Tijdens een wedstrijd valt het op dat de tegenstander telkens lijkt te weten wanneer hij een effectbal gooit. In de rust spreek je Floris hierover aan, maar jullie komen er samen niet achter waardoor dit gebeurt. Dan mengt Tim, een teamgenoot, zich in het gesprek: “Ik denk dat ik het weet. Elke keer voordat je een effectbal gooit, raak je even aan je pet. Dat is waarschijnlijk een onbewuste gewoonte. Tijdens mijn studie heb ik hier eens wat over gelezen.”
Tijdens het sparren is je dekking één van de belangrijkste onderdelen in het boksen. Toch valt het tijdens de training op dat Jorijn regelmatig zijn handen laat zakken. Zijn trainingspartner Koen reageert daar direct op met een snelle directe stoot richting het hoofd. De stoot raakt echter niet het doel, want Jorijn pareert hem telkens beheerst en zet onmiddellijk een tegenaanval in met een paar harde stoten op het lichaam. Je vraagt aan Jorijn waarom hij zijn dekking laat zakken. “Dat deed ik bewust. Aan de hand van videobeelden heb ik gezien dat Koen bij elke aanval zijn eigen dekking laat zakken. Ik probeerde hem te lokken.”
Een paar keer per jaar nodig je een gastspreker uit om je team iets bij te brengen over een bepaald onderwerp. Dit keer heb je een expert uitgenodigd om iets te vertellen over het belang van slaap voor herstel. Max stelt tijdens de presentatie veel vragen, waar de expert positief verrast over is. Enkele weken later komt Max naar je toe om te vertellen dat hij het handboek van de expert heeft gekocht en zelfs al heeft gelezen. “Wil je weten wat er allemaal instaat, trainer?”
Een trainer-coach speelt een cruciale rol door verschillende leerstijlen niet alleen te herkennen, maar ze ook bewust toe te passen bij het plannen en uitvoeren van trainingen. De sporters met een accommoderende en convergerende leerstijl zijn praktisch ingesteld. Zij leren door te experimenteren. Als trainer-coach is het van belang om hun vrijheid, autonomie en ervaringsgericht leren aan te bieden. Geef ze kaders mee waarbinnen ze kunnen experimenteren. De sporters met een divergerende leerstijl zijn beeldend ingesteld. Zij leren door observatie. In plaats dat je feedback aanbiedt in de vorm van woorden, laat je ze bijvoorbeeld videobeelden zien. Zij zullen naar verwachting de videobeelden analyseren om vervolgens de verbeterpunten direct in de volgende training toe te passen. Bij een assimilerende leerstijl zijn de sporters theoretisch ingesteld. Zij leren door te luisteren naar uitleg of feedback, of informatie te bestuderen en vervolgens na te denken over wat ze hebben geleerd en hoe ze dat kunnen verbeteren. De informatie is gebaseerd op wetenschappelijk onderbouwde bronnen.
Een gestandaardiseerd leerproces is efficiënt, maar het kan effectiever. Dus ben jij er klaar voor om de nieuwe generatie sporters te vormen?
Voormalig topsporter Matthijs Schaller heeft beide zijden van de medaille ervaren: winst en verlies. Toen hij het plezier in sport verloor, besloot hij zijn topsportcarrière vroegtijdig te beëindigen. Met zijn academische achtergrond in sportbeleid en sportwetenschap, en zijn eigen ervaringen als topsporter, schreef hij een handboek over de rol van plezier in talentontwikkeling. Dit handboek heet: 'De puzzel van plezier: het geheim van succes in talentontwikkeling'.
Schaller behaalde een master Sportbeleid en Sportmanagement aan de Universiteit Utrecht en een master Politicologie aan de University of Zagreb. Voor Judobond Nederland (JBN) schreef hij recent het meerjarenopleidingsplan (MJOP) jiujitsu, waarin de lange termijn ontwikkeling van sporters centraal staat.
Tegenwoordig werkt hij als beleidsadviseur sport bij de gemeente Voorschoten. In zijn vrije tijd helpt hij topsportverenigingen bij hun ontwikkeling met betrekking tot (jeugd)technisch beleid rondom presteren met plezier en breed motorisch opleiden.